Borgerhout stemde al links, nu Groen nog

Herwerkte versie van de speech gegeven op 25 november 2024 naar aanleiding van de protesten in Borgerhout tegen het breken van een progressief bestuur door linkse partijen die in het district 70% hebben behaald. 

Vraag mij waar ik mezelf op het politieke spectrum plaats en ik zeg u in nog tamelijk voorzichtige bewoording verder links van links. Het kan, zeker in België, al helemaal in Vlaanderen, niet radicaal genoeg. Maar ik moet het al jaren doen met een rechtse politiek hier in plattelands Vlaams-België. Groot is mijn vreugde dan, of mijn troostprijs, om te merken hoe linkse partijen – en daar bedoel ik PVDA en Groen mee, ik weet niet wat Vooruit te noemen, verdwaald misschien? – samen steeds sterker worden, steeds groeien, tot verdubbelingen toe, tot grootste of tweede grootste partij toe. Is dit het moment dan om een district als Borgerhout, de uitzondering in Antwerpen waar al 12 jaar een progressief bestuur aan het roer staat, op te geven aan een door rechts beïnvloed beleid? Van strategische politiekvoering hebben we precies nog geen kaas gegeten. Dat blijft het probleem van links: alleen nog maar strategisch slim spelen wordt al als te agressief gezien.

De beslissingsmacht voor een progressieve coalitie in Borgerhout ligt bij Groen. Middenveldorganisaties zoals BOEH!, Antwerp For Palestine, Peperfabriek, HART BOVEN HARD en Sociaal Werk Actie Netwerk  die achter de protesten tegen het breken van een progressief bestuur in Borgerhout staan, vatten helder samen: 

“Vooruit weigert samen te werken met de PVDA. Groen wil niet met de PVDA zonder Vooruit erbij, en sluit een coalitie met Vooruit en N-VA niet uit.”

We hebben linkse partijen nodig die durven te staan voor hun progressieve waarden, maar wat we hebben zijn linkse partijen die links beweren te zijn en ondertussen buigen voor rechts. En niet alleen dreigen zij nu opnieuw te buigen voor rechts, zij hebben zelfs een rode loper in de hand.

Wat is links braaf in België, wat is links braaf in Vlaanderen. Want waarom in 2020 een N-VA-kandidaat als rechter in het Grondwettelijk Hof steunen, terwijl dezelfde partij een frontale aanval had ingezet op de eigen Groenen-kandidatuur? Waarom samen, zij-aan-zij met rechtse politici de eigen jonge partijleden op het matje roepen in 2023 omdat zij durven wijzen op een te homogeen partijbestuur? Waarom stilletjes fluisteren over migratie en antiracisme in plaats van daadkrachtige standpunten in te nemen uit vrees om een bepaalde groep binnen de arbeidersklasse (whities) te schofferen en te duwen richting rechtse partijen?

Linkse politici duwen zichzelf steeds in onhoudbare posities om te tonen hoeveel principiëler zij zijn, hoe zij moraliteit hoog in het vaandel dragen, en dat is een goed iets, maar waarom toont zich dat steeds in een facilitering van een rechts beleid eerder dan in de radicale bescherming van de meest kwetsbare mensen in onze samenleving? De geromantiseerde mantra “When they go low, we go high” werkt niet als jullie enkel hoger kunnen staan op de rug van de eerste slachtoffers van rechtse politiek, op onze ruggen. En als rechts vuile campagnes en politiek voert, beste linkse partijen, dan is de vraag niet om dezelfde vuile campagnes en politiek te voeren, maar wel om jullie handen vuil te maken. Een geduchte speler te worden, geen speelbal te blijven. 

Over verschillende districten heen wordt er steeds linkser gestemd en niet overal komen we daarmee in een leiderspositie te staan, maar in Borgerhout wel. Dat staat er op het spel, een spelerspositie, geen speelbal. En het interesseert me eigenlijk zelfs weinig waarom er nog geen progressieve coalitie werd gevormd. Misschien zijn er politieke onderhandelingsredenen waarom jullie vinden dat minstens de indruk moet worden gewekt dat er een bereidheid is om met rechts te besturen, of misschien hebben jullie op elkaars tenen getrapt en zijn jullie nu hard to get aan het spelen. Het interesseert me weinig omdat geen enkele reden goed genoeg is en omdat alleen al het idee van onderhandelingen met N-VA, zelfs als jullie daarop terugkomen, nu al enige samenwerking met hen legitimeert, ook in de toekomst. Die deur, beste Groen, beste PVDA, hebben jullie nu al opengezet in Borgerhout; en het is zaak die zo snel mogelijk te sluiten.

Beste Groen, was het federaal niveau, en de lafheid om een regering te laten vallen toen rechten van vluchtelingen en verzoekers om internationale bescherming werden geschonden omwille van de wurggreep waar jullie jullie zelf in geplaatst hadden, al geen waarschuwing genoeg?

Beste Groen, waarvoor hebben jullie zo’n schrik, dat jullie bereid zijn jullie kiezers op te geven? Welke loze beloftes werden jullie gemaakt, dat jullie bereid zijn jullie kiezers op te geven? En welke achterban gaan jullie terug proberen op te trommelen wanneer die beloftes niet worden nagekomen en jullie ons weer nodig hebben. Daar waar jullie moeten opstaan om een front te vormen, gaan jullie liggen. Hiervoor hebben jullie kiezers niet op jullie gestemd.

Jullie doen me denken aan de woorden van de Frans-Algerijnse schrijver en activist Houria Bouteldja die schrijft:

“Tot dusver hebben jullie ons gebruikt om de sociaaldemocratie – met andere woorden jullie middenklassenbelangen – te redden. Jullie hebben ons opgeroepen om ‘nuttig’ te stemmen. Wij gaven er gehoor aan. Om de republikeinse waarden te verdedigen. Wij gaven er gehoor aan. Om vooral niet het spelletje van het Front National te spelen. Wij gaven er gehoor aan. Met andere woorden: wij hebben ons opgeofferd om jullie – jullie – te redden. Twee verschrikkelijke wereldoorlogen hebben jullie pijnlijke herinneringen bezorgd. ‘Dat nooit meer.’ Jullie blijven die vrome wens maar van de daken schreeuwen als een plaat die blijft hangen, maar dit gezeur heeft niet meer uitwerking dan vogelgesjilp.

Jullie willen de buik van het fascistische beest niet meer voeden omdat het jullie in het verleden verscheurd heeft, maar het is juist het fascistisch beest dat jullie voedt en waarmee jullie de wereld verscheuren. Dus kiezen jullie massaal voor de status quo. En wij betalen de rekening.”

Beste Groen, jullie lijken geen oog te hebben voor hen, maar velen onder jullie kiezers hebben al genoeg rekeningen te betalen. Vanwaar deze arrogante attitude hen rekeningen voor te schotelen die niet eens van hen zijn?

Vergis jullie niet. Dit is geen vraag aan jullie om het goede te doen, om principieel te zijn. Dit is geen vraag aan jullie om strategisch sterker te staan in het licht van een steeds groter en sluwer wordend rechtser beleid waar enkel de in kwetsbaarheid geduwde mensen onder te lijden hebben. Dit is geen smeekbede om toch alstublieft onapologetisch links te zijn. Dit is een absolute eis om jullie plicht te doen als één van de twee linkse alternatieven die Vlaanderen kent.

het gas ingedrukt

Hij is lief. Maar hij heeft zijn linkerhand om mijn hals en knijpt voorzichtig, steeds iets meer, terwijl hij mijn hoofd naar achter duwt, dieper de hoofdsteun in. Hij knijpt hard genoeg om mij een idee te geven van zijn kracht. Ik voel in hoe hij zijn vingers in mijn huid drukt dat hij harder kan. Hij houdt zich in. Zijn blik vertelt me dat het hem iets doet te zien hoe hij mijn hoofd kan draaien in elke richting die hij zelf wil.

Hij is anders zo zacht, maar in dit eigenste moment niet. In dit eigenste moment is zijn affectie rauw en ongeremd. Hij heeft mijn hoofd ondertussen terug naar zijn gezicht gedraaid, zijn linkerhand nog steeds om  mijn hals. Ik zie hoe hij zichzelf niet kan controleren. Het maakt me nu nog niet bang. Maar ik besef voor het eerst dat als er ooit een dag zou komen, hij sterker zal zijn.

OG Haboobie

Ik herinner me niet meer wanneer ik met ‘haboobie’ begon. Het was sowieso lang na ‘djnoenies’ dat al een vast begrip was tegen dat ‘haboobie’ een intrede deed. Zo’n woord dat in mijn innerkringen dan vaker rondgegooid wordt, door de ene al wat meer dan de andere. Nadia gebruikt ‘haboobie’ meer dan ‘djnoenies’. Ik denk dat zij van al mijn lieverds het woord het meest gebruikt. Als extreem enthousiaste begroeting vaak, wanneer we elkaar weer veel te lang geleden gezien hebben, “Haboobiieee!” Ik eerder als aanspreking, omgekeerd, bij afscheid, “Oké, spreek u later, haboobie.” Haboobie. Met een 7. Zij is ook degene die me OG Haboobie begon te noemen, en vanaf dan was zij meteen ook de mijne. OG Haboobie.

Een van mijn eerste rechtstreeksere contacten met Nadia was toen ze me vroeg om een try out te volgen van één van de producties waar ze aan werkte. Ze had een selecte groep uitgenodigd om input te geven over het theaterstuk. Ik kende haar helemaal nog niet goed, toch nog niet op een persoonlijke manier zoals ik daarna zou doen, maar had al door dat ze een gevestigde en gerespecteerde waarde is in de artistiek-culturele sector bij de mensen die ertoe doen. Ik voelde me vereerd dat ze nog maar aan mij dacht, laat staan dat ze mijn kleine mening genoeg waardeerde om me uit te nodigen voor een feedbacksessie.

Zoals met elke goede vriendschap weet je nooit echt hoe of op welk moment de banden intensifiëren, wanneer de wortels van de ander precies met de jouwe verstrengelen. Maar de hare waren daar dan op een dag, rond mij; en ik rond haar. Nadia.  

Ik heb zelden zo’n liefde gevoeld, en zoveel ervan, zoveel warmte van een ander persoon. “Habiba-djali”, “zwina-djali”, “draffat”, constant, constant. Liefkozend constant. Nadia overlaadt mij met zoete woorden, en ze voelen altijd gemeend, oprecht, nooit te veel, nooit te hard geprobeerd. Ze doen me ook bijzonder voelen want ik weet dat Nadia niet zomaar eender wie zo dicht toelaat en ik weet dat Nadia zo’n diepe zachtheid niet zomaar aan eender wie uitdeelt. Nadia doet me klein voelen op de mooiste manier denkbaar, geliefd, beschermd. Alsof ik – minstens een kop groter dan zij is – volledig kan verdwijnen in haar lieve woorden en haar warme knuffels. Met dezelfde warmte houdt ze me ter verantwoording wanneer nodig. Zegt ze dat ze van me houdt vooraleer ze me terechtwijst omdat ik bijvoorbeeld een bepaalde keuze heb gemaakt geleid door mijn ego, dat dat oké is, maar dat ik me er bewuster van moet zijn een volgende keer. “Wees er eerlijk over, tegenover uzelf in de eerste plaats.” Soms ook ‘zmar’, soms ook ‘hoofd’. Die laatste twee altijd terecht.

Je gelooft jouw vriendinnen zelden (of niet vaak genoeg) als ze je mooi noemen, zeker niet als je net hebt zitten zeuren over hoe je je dat heel erg niet voelt, niet mooi genoeg en al helemaal niet mooi genoeg voor die en die. Een onzekerheid die je gemeen maakt naar jezelf toe. Ik heb er met de jaren voorzichtig iets minder last van, maar it creeps up from time to time. Elkaar mooi noemen valt dan onder het vriendschapstakenpakket, een halve verplichting. “Maar néé, Anissa, gij overdrijft.” En ik stribbel niet tegen want ik wil me niet aanstellen, maar ik geloof het niet helemaal. Maar Nadia geloof ik altijd. Ze zegt het niet om iets van haar vriendschapsto-do-lijst te schrappen, omdat je in een dipje zit en ze je nu moet opbeuren. Ze zegt het omdat ze dat echt vindt, alsof ze net even de tijd heeft kunnen nemen om je te bekijken om dan God zelf te prijzen en te zeggen “Wat een mooie vrouw zijt gij.”. Als ze me mooi noemt, voel ik me ook écht de mooiste persoon. Nadia leert mij anders naar mezelf kijken. En ik geloof haar.

Wanneer de nieuwste kerel mijn hart breekt, zegt ze zonder stotteren: “Och Anissa, da’s niet eens een man. Gij hebt een rajjal nodig! En zelfs die is u niet waard.” En mijn andere vriendinnen zullen ook zoiets zeggen, maar uit Nadia’s mond geloof ik het het meest. Ik geloof het met heel mijn lichaam.

“Hbiba, ik wens u echt een waardige man toe wallah. Die Algerijnen, dat is het toch nie.”

“Ja, zijn precies wel de douchebags van Noord-Afrika.”

Nadia lacht.

Ik hou van hoe Nadia lacht. Ik hou ervan mijn grapjes haar richting op te gooien, mijn soms domme, soms gevatte opmerkingen die haar hoe dan ook doen lachen. Haar gelach baant zich een weg door heel haar lichaam tot het haar lippen bereikt om dan de kamer te vullen. Ik hou ervan haar te doen lachen. Dan lacht ze en noemt ze me een hilarisch kind, en ik geloof haar.

Ze zegt niet altijd dat ik mij een rajjal moet zoeken. De keer dat de pijn te diep snijdt, weet ze dat haar opbeurende, motiverende woorden over mijn kracht en waarde als vrouw weinig zullen helpen en dan luistert ze. Een treinrit lang in stilte als het nodig is. “Ge moogt neerleggen, Nadia.”, “Nee, huil maar verder, ik blijf wel aan de lijn, minstens tot ge terug in Antwerpen zijt.” En dan viert ze mijn eerlijke kwetsbaarheid, dat ik die durf tonen, en mijn moed, ook al brengt het me verdriet. “Ik vind het zo freaking mooi van u.” En ik geloof haar.

Nadia is een vrouws vrouw. Dood aan het patriarchaat, maar for real for real, geen sound bite, the real deal. Ik ken niemand die het zo hard meent en belichaamt als zij. Niemand die zo oprecht is in het idee dat wij vrouwen elkaars rug moeten hebben. Die vrouwen herkent die dat niet doen, maar die haar antipatriarchaal denken er daarom niet minder op maken, integendeel. Niemand die andere vrouwen zo bejubelt en complimenteert als zij doet en ik kan alleen maar diep hopen dat wij haar ook maar een fractie terug hebben kunnen geven van wat zij aan ons heeft gegeven, aan zoete woorden, aan liefde, aan complimenten, aan warmte. Ze verdient tig keer meer, maar het zal dan al oneindig veel zijn.

Nadia is strijdvaardig. Haar hart ligt in vele strijden, maar al helemaal en misschien het meest in de strijd rond de bevrijding van Palestina. Wanneer de Aldi-activisten, zoals zij ze noemt, met halfslachtige protesten of meningen komen, zet ze vurig de puntjes op de i. Demonstraties waarvoor toestemming gevraagd wordt, een grap. Wij onderhandelen niet over Palestina, punt.

Nadia, die vol liefde over Marokko spreekt, het land, de mensen, niet de overheid. Haar Cabo Negro. Ze kan er niet over zwijgen noch stoppen ernaar te verlangen. We hebben al vaak zomers gepland naar haar Cabo Negro. Het is er nooit van gekomen. Ik beloof haar er nu te zullen bezoeken, God belieft.

We hebben elkaar gevonden in no-nonsense. In het intuïtief niet fucken met personen en vaak pas later veruitwendigd zien waarom precies. Al is Nadia geregeld vergevingsgezinder dan ik ben, veel vrijgeviger. Hoeveel zij al niet heeft gegeven aan mensen die het niet verdienen en die schaamteloos blijven nemen tot haar oeverloze geduld op is. Nadia kan ook veel sneller en gerichter bewoorden wat die intuïtie probeert te vertellen. Terwijl ik me vaak laat opvreten door het niet-weten, niet kunnen bestempelen wat mijn gevoel precies zegt over iemand, alleen maar dat het niet goed voelt, heeft zij het al gekaderd en ook weer losgelaten. Dan neemt ze me bij de hand en leert ze me hoe ik dat ook kan doen, loslaten.

Toen het een eerste keer slechter ging met Nadia, voelde ik dat ze me niet echt meer wilde zien. Misschien niet bewust, ze zocht zelf nog volop naar wat zij fijn vond aan contacten. Maar ik merkte dat het voor ons toch net iets moeilijker was om elkaar te zien. Dan liet ze weten dat het moeilijk was om af te spreken, maar snel, we zouden snel een nieuwe poging doen. We stelden voor, maar we konden niet. “Volgende keer insha Allah.” We lieten het een tijdje liggen en probeerden dan weer. Tot we eindelijk eens een knoop hadden doorgehakt, het was gewoonweg te lang geleden en we misten elkaar te hard. Maar het was niet makkelijk voor haar. “Dus dan hoop ik je gewoon te zien. We zullen misschien een beetje wenen, van verdriet, maar nog meer van liefde.” Als een disclaimer, een waarschuwing voor ons beiden, er zal verdriet zijn. Nadien werd het nog moeilijker afspreken. Steeds meer afwezig in elkaars leven, ook in berichtjes. Ergens voelde ik dat ze het deed om mij te beschermen. En ik liet het gebeuren. Het voelde als haar laatste daad van liefde naar mij toe en het voelde als een laatste daad van zelfbescherming en autonomie naar zichzelf toe. Ik wilde die lijn niet overschrijden. Ik wilde haar die ruimte geven om bezorgd te mogen zijn over mij als de grote zus die ze voor me is en op basis daarvan bepaalde keuzes te maken, en ik wilde haar die ruimte gunnen om te kiezen wie haar kon bezoeken en wanneer. Op geen enkel moment voelde ik dat dat betekende dat zij minder liefde had voor mij, integendeel. Ik denk dat ze bezorgd was dat ik zou breken. Dat de sterke vrouw die me zo vaak heeft gesust en gesteund zo kwetsbaar was geworden. Of omgekeerd, dat zij zou breken.

Ik hoop dat ze weet dat ik het haar langs geen kanten kwalijk neem. Dat ik voelde dat ze dat deed om mij te beschermen. Misschien had ik het haar moeten zeggen, dat ik het haar niet kwalijk neem. Misschien had ik haar moeten zeggen dat ze me niet hoeft te beschermen. Ik hoop dat ze het mij niet kwalijk neemt.

Ik ben dankbaar dat ik haar toch nog heb kunnen zien. Dat ik daarvoor geen lijnen heb moeten overschrijden. Het was in ieder geval niet om haar nog een laatste maal op het hart te drukken hoeveel liefde ik voor haar heb, want ik weet dat ze dat weet. De liefde die we voor elkaar hebben kan zich niet laten vatten door zoiets als een laatste groet. Ik had er absoluut vrede mee genomen dat ik haar mogelijks niet meer zou zien, maar het was fijn om toch nog eens eventjes met haar een kamer te mogen delen, in haar aanwezigheid te mogen zijn, haar mijn surahs te mogen prevelen.

Nadia is een van de dierbaarste personen in mijn leven. Er zijn weinig mensen waar ik me zo op mijn gemak bij voel als bij haar en ik weet hoe uitzonderlijk dat is, hoe onschatbaar. Nadia is goud. Haar wezen mijn tweede thuis.

Er is een stuk van mijn wereld afgebrokkeld, ergens naar beneden gevallen om nooit meer terug te komen. Ik ben het aan het aanvaarden, al zou ik niet kunnen vertellen hoe ik dat aan het doen ben. Ik ben slechts aan het toekijken en ondergaan hoe de stukken verder afbrokkelen en doe geen poging iets te redden omdat ik besef dat dat buiten mijn controle ligt.

“Gij zijt zo dierbaar voor mij a Anissa.” En ik geloof haar, ya Allah, ik heb nog nooit iemand zo hard geloofd als Nadia. Ik heb nog nooit iemands zoete, lieve woorden zo hard geloofd, zo diep gevoeld. Ya Allah, wat doet U mij verdriet haar weg te nemen. Wat geloofde ik Nadia in alles, in alles. En wie zal ik geloven zoals ik haar deed? Ya Wadud, wat breekt U mijn hart.

Vandaag geef ik terug wat nooit mijn bezit is geweest, mijn liefste vriendin, mijn grote zus. Ik geef haar terug in woorden en in du3a’s, omdat dat het enige is dat ik ken en alles is wat ik heb. Ik geef haar terug met een immense dankbaarheid dat ik, voor de tijd die ons samen gegeven was, nederig in haar licht heb mogen zitten.

Terwijl ik haar stem nog helder hoor, terwijl ik aan haar voeten zit met mijn armen rond haar benen, met mijn hoofd op haar schoot en haar vingers door mijn haren, zoek ik troost in haar zachtheid die wel vaker een balsem is geweest voor mijn gebroken hart.

Gij zijt zo dierbaar voor mij a Nadia. 

Habiba-djali.

Zwina-djali.

Draffat.

Geghoste therapeuten en Ranya

De laatste dagen denk ik plots weer aan Ranya, een masseuse in Borgerhout. April is nog niet over de helft, maar al intens genoeg om de nood te voelen iets zachter te zijn voor mezelf, dus waarschijnlijk niet zo raar dat ik dan plots weer aan Ranya denk. Een massage, een hammambezoek, een hijamasessie. Die laatste twee heb ik nog nooit gedaan, maar nu lijkt een goede periode het uit te proberen. Ik maak een mental note dat ik straks even check of ik Ranya’s nummer nog heb.

Ik kan me niet meer herinneren wanneer precies ik voor het laatst enige vorm van psychologische begeleiding heb geprobeerd. Sinds mijn tweede jaar aan de unief volgde ik al voorzichtige begeleidingen via school en voegde er vrij snel andere vormen aan toe buiten de campusmuren. Meer dan tien jaar heb ik bij verschillende mensen aangeklopt, psychologen, psychotherapeuten, ... De titels zeiden me niets, nog steeds niet, ik wist enkel dat het “moet klikken” en dat als het niet klikt, ik dat gewoon maar moet aangeven en naar iemand anders op zoek moet. Makkelijker gezegd,  het uitmaken met uw psych. In de eerste wittebroodsweken geeft de ruimte om alles uit te kunnen storten bij een “professioneel” het idee dat die klik er wel is. Dat, en hoop. De hoop dat je iemand gevonden hebt waar je wel mee verder kan. Pas na verschillende sessies, en een paar honderd euro’s minder, dringt traag binnen hoe jullie misschien toch niet zo’n goede match zijn.

Uno reverse

Gedurende die tien jaar heb ik het gelukkig wel sneller leren herkennen. Bij een van mijn laatste pogingen om bij een psycholoog langs te gaan, merk ik dat zij me niets kan vertellen over mezelf dat ik niet al weet. Ik vertel haar wat mijn problemen zijn, mijn werkpunten, onzekerheden en worstelingen inclusief analyses over waarom ik bepaalde gedragingen vertoon. Ik geef haar net geen PowerPointpresentatie. Ik wil dat ze weet dat we niet van nul moeten beginnen, dat ik over een boel dingen onzeker ben, maar zelfkennis is daar niet één van en dat we een paar stappen kunnen overslaan. Het dringt niet helemaal tot haar door en ze herhaalt wat ik de voorbije tien jaar al meermaals heb gehoord. Wanneer ik haar op een dag mijn ervaring en frustratie deel over een situatie die zich kort daarvoor had voorgedaan, gaat ze te hard tegen mij in. Ze negeert wat ik zeg over hoe de situatie me deed voelen en vult fout in hoe zij denkt dat ik me volgens haar werkelijk voelde. Ik denk na over wat zij zegt, geef het een eerlijke kans, maar besluit, nee, dat is het toch niet. Dat zeg ik haar ook, maar ze gaat opnieuw tegen mij in. Ik heb het altijd moeilijk met mensen die niet naar mijn eerste “nee” luisteren, vaak omdat het me al moeite kost die uit te spreken. Ik merk dat ze projecteert. Vrij snel deelt ze hoe zij zich zou voelen in een gelijkaardige situatie, meer nog, ze heeft ze al meegemaakt. Ze begint te vertellen over haar ervaringen. Het is niet de eerste keer dat een poging langs haar kant om aansluiting bij mij te vinden verwordt tot een Uno reverse therapiesessie. “En hoe deed jou dat voelen?”, vraag ik haar nog net niet. Ik wil verder praten over mezelf want de tijd tikt en ik wil zoveel mogelijk uit die 65 euro halen, maar het lijkt een wedstrijd te worden. Ik moet vechten om iets te kunnen zeggen en het terug over mij te kunnen hebben, en besluit dat ik niet meer terugkom. Zoals altijd vraagt ze aan het einde van de sessie of we al een volgende afspraak zullen inplannen. Ik zeg dat ik haar nog iets zal laten weten.

Wanneer ze weken later mailt of ik toch geen nieuwe afspraak wil, reageer ik nog dat het wel even oké is zo. Het is alvast meer dan dat ik bij de vorige twee heb gedaan, waaronder de haptonoom, die ik – al ben ik er in andere omstandigheden zó tegen – compleet heb geghost, met hulp van Covid.

De haptonoom

In een poging om alternatieve begeleidingsvormen te proberen, kom ik bij de haptonoom terecht. Tijdens zo’n hapto-sessie hebben we een gesprek van ongeveer een half uurtje waarna ik plaats neem op de massagetafel en de haptonoom mij verder begeleidt op basis van aanrakingen over mijn lichaam. Ik ben daar - zeker in (semi-)professionele settings - best wel comfortabel bij, en na positieve ervaringen van een vriendin wilde ik zo’n nieuwe therapievorm wel eens uitproberen. We hebben al een tiental sessies achter de rug wanneer ik terug bij haar zit. Ik zeg haar dat ik me niet goed voel in mijn lichaam. Dat ik al een lange tijd over mijn ideale gewicht zit en dat ik mijn nieuwe lichaam maar niet kan aanvaarden, maar dat ik tegelijk niet de discipline kan vinden er iets aan te doen. Dat ik weet dat ik niet mag denken in termen van ideale gewichten, dat ik weet van mezelf dat het snel de verkeerde kant op kan gaan als ik me er te hard op fixeer, dat ik weet dat dat eurocentrische schoonheidsidealen zijn die ons worden opgelegd en dat ik me daar als vrouw van kleur al helemaal bewust van moet zijn. Wij hebben rondingen, een lichaam om vingers in te zetten, in te drukken. Ik ken de theorie, maar de praktijk vreet aan me. Ik wil mezelf en mijn lichaam mooi vinden, en dat doe ik met het ouder worden vaker, maar nog steeds niet vaak genoeg. In de periode dat ik bij de haptonoom langs ging in ieder geval niet. Het komt een paar keer terug tijdens enkele sessies, soms centraler dan anders, zoals tijdens één van onze laatste.

Wanneer ik halfnaakt op mijn buik op haar massagetafel lig en zij zoals gewoonlijk voorzichtig langs mijn lichaam gaat met haar handen, probeer ik me de energieën waar zij het over heeft in mijn lichaam te visualiseren die met haar vingers meegaan. Ik probeer de oefening zo perfect mogelijk uit te voeren, al lukt het me niet altijd te voelen wat zij zegt dat ik zou moeten voelen. “En wat voel je als ik je aanraak op jouw onderrug?” Ik antwoord vaag, iets over warmte en tintelingen, niet zeker of ik mezelf of haar probeer te overtuigen. Terwijl ze met haar handen langs mijn heupen naar beneden richting mijn benen gaat, zoals ze altijd doet, zegt ze in een poging om me beter te doen voelen: "Je hebt zulke mooie rondingen. Vrouwen uit jouw cultuur hebben toch altijd zulke mooie rondingen." Er waren eerder al eens eerder "culturele" opmerkingen gevallen. Mensen uit jouw cultuur zus, mensen uit jouw cultuur zo, altijd positief, ter compensatie van de racistische ervaringen met witte mensen die ik soms deelde tijdens onze gesprekken. Het voelde altijd lichtjes ongemakkelijk, maar verteerbaar. Hoeveel andere opties dan verteren had ik ook werkelijk in mijn zoektocht naar hulp om mezelf beter te begrijpen? Dus ik slikte de goedbedoelde opmerkingen, zelfs al maakt het me in andere contexten geen zak uit of opmerkingen goed bedoeld zijn of niet. Het idee van opnieuw te moeten zoeken naar een nieuwe vorm van begeleiding maakte me moe, dus ik aanvaardde als uitleg wat ik anders niet zou aanvaarden. Maar de gevoeligheid van haar vingers op mijn lichaam, langs mijn heupen, zij die mij hier halfnaakt onder haar handen heeft, de extra laag kwetsbaarheid die ik voel wanneer ik hier zo, in een onderbroek en losgehaakte beha op haar massagetafel lig, maken de opmerking net iets viezer. Haar woorden blijven dan ook kleven en ik krijg ze niet meer uit mijn hoofd. Ik wil me vasthangen aan het "compliment" of aan haar zacht karakter, maar ik hoor enkel exotificatie.

Ze had gelijk over sommige dingen en ik voelde soms ook écht wel iets, bijvoorbeeld hoe gevoelig het gebied van mijn nek en schouders was, hoe ik geschrokken wegtrok als ze me daar aanraakte, hyperalert was ik dan. “Omdat je altijd op je hoede probeert te zijn,” legde ze me haptonoom-zweverig, maar niet onlogisch klinkend uit. Misschien wilde ik gewoon te graag geloven dat ze me beter begreep dan ikzelf deed. Die laatste keer op haar massagetafel deed me beseffen dat ze dat nooit zou kunnen, en dat ik onvoorstelbaar naïef was te denken van wel.

Ik zeg op het einde van het uur voorzichtig dat ik onze sessies graag wil afronden, ik heb het gevoel dat ik verder kan. “Ja? Ik denk dat we eigenlijk best nu net verder doen met de sessies.” Ze luistert niet naar mijn eerste nee. Het frustreert me, maar ik praat mezelf snel om en denk oké dan, nog één keer. We maken een nieuwe afspraak. Wanneer Covid uitbreekt smst ze me dat we onze afspraak best verzetten. Helemaal goed, antwoord ik, ik zal nog wel een voorstel doen wanneer het weer kan, en ga nooit meer terug.

Quick fixes en rabbit holes

De jaren nadien google ik dan maar naar wat info op de dagen dat het minder gaat. Misschien vind ik een paar quick fixes online die me even verder kunnen helpen. Vaak strandt de rabbit hole zoektocht die begint bij artikels van (pseudo-)artsen bij de combinatie van zoetsappige, mellow poëzie en R&B nummers. Ze slagen er geregeld in de vaagheid die ik voel beter te benoemen of laten me minstens toe herkenning te ervaren in de tekst en muziek. Het brengt me even rust, al is het een kwestie van één gedicht of één nummer te veel vooraleer ze mijn gevoelens gewoonweg pijnlijk versterken. Ik google in ieder geval niet meer naar contactgegevens en reviews van nieuwe psychologen.

Ik zoek weer vaker naar hulp gestoeld op een islamitische basis. Een die niet beweert dat jezelf slecht voelen ligt aan een gebrek aan imaan waardoor je je nóg kutter voelt, maar één die met zachtheid duwt richting Allah. Niet dat ik niet geloof dat je geen extra (medische) hulp moet zoeken buiten geloofsbronnen, heel zeker niet. Dat soort denken heeft er al meermaals voor gezorgd dat een boel mensen die hulp nodig hadden in de steek werden gelaten. Maar ik heb het zelf gewoonweg niet gevonden en heb niet de moed noch het geduld opnieuw te zoeken. Ik sluit andere vormen van hulp niet uit, maar ben het even moe om opnieuw mijn verhaal te doen aan een ander mens, en dat dan ook nog eens zonder resultaat. Zolang ik maar kan terugvallen op Allah, denk ik, minstens. Op Allah en mijn google searches. Een van de islamgerelateerde google resultaten doet in de titel blijken van net die zachtheid – en niet de beschuldigende, slechtemoslimlabelklevende bruutheid – die ik nodig heb. Ik klik op de link. “Not Found. Apologies, but the page you requested could not be found. Perhaps searching will help.”

Ja, perhaps.

Ik moet denken aan Ranya. Ik ben misschien maar twee keer bij haar geweest, zoveel jaren geleden. Wanneer ik de eerste keer aanbel, laat ze me binnen via de parlofoon. Een appartementsblok. Van zodra ik in haar appartementje sta, toont ze me meteen het klein kamertje waar ze me zo meteen gaat masseren. De kamer is goed donker, belicht met een boel zoutsteenlampen. Dat ik het me makkelijk mag maken, of ik iets wil drinken, dat ik me alvast mag uitkleden en plaats mag nemen op de tafel. Dat ze me even tijd zal geven en ze zo weer terug is. Net zoals bij de haptonoom, lig ik halfnaakt op haar massagetafel. Wanneer Ranya terug het kamertje binnenkomt, zet ze haar CD met meditatiemuziek op. Ze legt voorzichtig een dekentje over mij tot vlak aan mijn onderrug. Waar ik opschrikte bij de haptonoom wanneer ze mijn nek en schouderbladen aanraakte, ben ik volledig kalm wanneer ik Ranya’s handen voel. Waar de haptonoom mij voorzichtig aanraakte, drukt Ranya lekker door en geeft ze mijn lichaam wat het nodig heeft. Ik moet niet zeggen wat ik voel, hoe ik me voel, of ik “energieën” van de ene plek naar de andere voel gaan. Ik moet alleen zeggen of het goed voelt, of het harder moet, “’t Is goed zo”. Haar CD hapert, ik voel dat ze zich lichtjes geneert, maar het doet me oprecht niets. Even later hoor ik de buurjongens tegen elkaar schreeuwen. Ik lach voorzichtig, voorzichtig genoeg dat Ranya het niet te hard merkt want opnieuw voel ik dat ze zich lichtjes geneert. Een massagesessie midden Borgerhout, natuurlijk hoor ik dan kleine ghoghito’s roepen. Maar ik ben helemaal rustig onder Ranya’s handen.

“Ranya massage”. Ik heb haar nummer nog en bedenk me dat ik misschien een tijdje niets anders nodig heb dan haar nummer. Geen eindeloos gepraat over mezelf, geen getheoretiseer over wie ik ben en hoe ik me voel, geen oefeningen meer in hoe goed ik mezelf wel niet kan analyseren, maar haar vingers diep in mijn lichaam gedrukt, een haperende CD en voelen zonder meer.

sitting in silence

I am two years old.

My tongue moves faster than I can catch my breath in between words and sentences I don't interpunct nor pause shit I talk like this like this like this like there's a slight possibility that I might get interrupted and I can't get interrupted 'cause I have important things to say
as a two-year-old.

My baby sister who stinks of new-born gets way too much attention even after that one time when she scratched my face open which I KNOW she did on purpose with those lethal baby hands so when I take my time and carefully chose my words to snitch on her about her premeditated assault to my great-uncle he notices my growing annoyance and comforts me with words of loyal revenge: "I'll cut her hair.”

As if I have thought about this moment long before it happened, I tell him:
"No, cut her ears.”

I talk to him with the confidence of a grown up
I talk to him in Tmazight with the confidence of a grown up and
find comfort in a language that I'm unaware of
is named after mothers
a tongue I fit perfectly in, I move easy in,
I walk and dance and swirl in.

I speak with the confidence of a grown up
until I go to dutch speaking school with
dutch speaking teachers and
dutch speaking children

my teachers are worried about my lack of dutch
I am worried about their lack of Tmazight
but on their tongues lies authority
on mine only Tmazight.

they convince my parents to choose theirs over ours
now I go to dutch speaking home
and I speak less with the confidence of a grown up

When I'm eight years old,
I mispronounce the first sound of a word.
my teacher mockingly imitates and then corrects me
making the whole class burst out in a laughter that grows
and grows after each one of my failed attempts.
I still need five more to pronounce the sound correctly while
sitting in the back of the class, obediently shouting my embarrassment to the front
I never pronounced the sound wrong again.
Shame seems to be an effective learning tool.

While my teachers' faces slowly turn into military forces,
growing in number, patrolling the inside of my mouth
I learn that one language is more worthy than the other,
I learn to forget,
learn to forget tongue, mother
like brown babies robbed from families and forcefully put
under the suffocating wings of freshly new white parents
under new white patterns
I forget tongue, mother.

In their linguistic arrogance lies the false promise of acceptance
yet in those moments my tongue humbly obeys in languages forced upon me
I realise my being remains second class still, still savage, still
no one asked me if I wanted their approval in the first place.
I do not. I am not
home in them, not me in them, not in them.

I am in here, older yet further from home than
the two-year-old who cuts ears,
stripped away from my own words, force-fed others, left without any.
What lyric phrases can I use to
paint my deepest pains in
if the language holding me in a chokehold can never come near
the depths of my soul’s songs and the language of my soul is
long gone?

Mother, how tragic the story of the poet without tongue.

Still, savage, still, I need to speak a way out,
up, with a voice that carries
life until it’s heard and
faster than I can catch my breath
an unspoken promise to the two-year-old who cuts ears
who stayed close to me for when those military forces visit me again
still trying to patrol the inside of my mouth
or the movement of my fingers
or the gestures of my hands.

the two-year-old who cuts ears
now ready to cut tongues.

I will cut tongues

to eloquently remind them
that if I can't speak freely
they too will sit in silence.

oneven dagen

De eerste berichten over de komst van de maand ramadan zag ik zo’n vier hele maanden geleden al verschijnen (overdrijf anders). Fellow moslims die ongeduldig aftellen tot de nieuwe heilige maand er eindelijk weer is. De laatste jaren ben ik me steeds meer bewust van het contrast tussen mij en hen. Ik tel niet ongeduldig af. Ik ben dankbaar, oprecht en diep dankbaar dat ik een nieuwe ramadan mag meemaken en ik hoop met heel mijn hart dat ik er nog velen mag ervaren. Ook ik voel hoe gezegend deze maand is. Maar ik zie de maand niet naderen met een ongeduldig enthousiasme, eerder met een dreigende bezorgdheid.

Meer nog dan tijdens andere maanden is ramadan de ideale periode om religiositeit te tonen. Het biedt een mooie gelegenheid om instagram- of twittertips met anderen te delen over hoe een betere moslim te zijn, om foto’s te posten van gezellige familie-etentjes, om bereikte goals à la hoever je al bent geraakt in het lezen van je quran te posten. Het zijn vaak handelingen gebaseerd in iets oprecht: elkaar verder willen helpen en motiveren. Al kan moeilijk ontkend worden dat met de instagramificatie van zo veel aspecten van ons leven, waaronder religie, een steeds groter deel toch ook gewoon bragging and boasting is. Of het nu is om te motiveren of op te scheppen, voor mij maakt het de ramadan vaker wel dan niet een periode van extra schuld en schaamte voor het niet zijn van de perfecte moslim die ik op de apps of in mijn omgeving zie verschijnen, van vechten tegen dat idee van die perfectie en tegen het constante vergelijken met anderen. Terwijl ramadanadviezen bijvoorbeeld tips bevatten over meer extra vrijwillige gebeden te verrichten, is mijn grootste bekommernis dat ik mijn vijf verplichte salahs wel bid, nog los van of ik dat op tijd doe of niet. Mijn geloof beleven en versterken vanuit een vorm van liefde met ruimte voor groei en net niet geworteld in die schuld en schaamte is een moeilijk en lang(zaam) proces. Het voelt zwaar soms, tijdens de ramadan al helemaal. Dus ik verwelkom de maand met dankbaarheid, ja, maar een die bitterzoet proeft. Het zijn vier weken waarin ik kan werken aan mezelf en mijn relatie met Allah, maar het zijn ook vier weken waarin ik voortdurend moet vechten tegen (het idee van) wat ik zou moeten doen, maar niet doe, wie ik zou moeten zijn, maar niet ben, wat ik zou moeten voelen, maar niet voel.

De fysieke honger kan ik doorgaans goed aan zoals de meesten onder ons (sommige dagen met iets meer gezeur, though), maar omgaan met de intensiteit van mijn emotionele en mentale processen lijkt de grotere worsteling in te houden. We zijn nu dag vier. Op dag één heb ik gehuild. Op dag drie ook. De eerste dag verbrak ik mijn vasten met een dadel, een halve kom soep en een woordenwisseling met één van mijn naasten. De derde dag voelde ik me pijnlijk alleen aan een volle tafel omdat ik als single dertigplusser geen gezinnetje heb waarmee ik samen onze eigen ramadangewoontes in het leven kan roepen (een gevoel dat de hele maand aansleept, maar op sommige dagen wat sterker is want getriggerd door het een of ander). Ik wacht af wat de vijfde dag zal brengen.

Ook dit is ramadan voor mij. Dat is het al een aantal jaren. Maar zelden tot nooit voel ik de ruimte het hierover te hebben, dergelijke ervaringen te delen of erover te lezen. Over hoe ondanks dat de maand zoveel licht met zich meebrengt, ze op verschillende momenten en voor vele mensen toch nog donker kan voelen.

Maar ik ben dankbaar, met mijn bitterzoete dankbaarheid. Al was het maar voor de oneven dagen. De dagen waarop ik mijn hoofd na een crybaby sessie moegehuild op Allah’s schoot leg. En even rust vind.

darkest matter

deny me
walk in big circles around the spaces i call home
until you forget where you were heading in the first place
losing track leads to lost tapes until you need to be
reminded of the sound of your own voice
my people's bodies as my buffers against Light chasers
and my body as theirs, here,
we do not diminish each other's Light
we let shine what is not ours to seize nor share
so walk in bigger circles.

deny me
and when the evening falls,
cradle your failed attempts.

I carry your whole universe inside me.

amandelgevuld en honinggedipt

Mijn lichaam verzet zich tegen mij
en vormt plots rode, droge plekken op mijn huid
die volgens mijn huisarts stressgerelateerd zijn,
al kan ik niet zeggen dat ik de laatste tijd
meer druk voel dan anders

of minder.

Dat mijn lichaam er vast na al die jaren
nu pas op reageert.
Alsof de stress al die tijd onder mijn huid
heeft zitten sudderen tot ik overgaar en taai ben.

Na een onsuccesvolle zalfkuur
overweeg ik om mijn eetpatroon te veranderen
gezond, groen, detoxshit.
Ik google twee uur lang naar gezonde recepten,
heb twintig tabbladen openstaan met nieuwe gerechten
en volg tien nieuwe insta-accounts van
meal prep foodies en healthy food guru’s.
Misschien lukt het me dan, hoop ik stiekem, om
twee vliegen in een klap-gewijs
wat van de kilo’s te verliezen waarover ik al vier jaar zeg
dat ze niet mijn normale gewicht zijn.
Alsof ik een disclaimer kleef op mijn lijf.

Met de laatste jaren omgedoopt tot slechts een tussenfase
maak ik excuusjes voor elke vetrol
en op de dagen dat ik me niet schaam
voor hoe ik kan genieten van eten,
haalt schuldgevoel me in van zodra mijn bord leeg is.

Maar overmorgen
sluit ik de tabbladen met
nieuwe gerechten en ontvolg de
meal prep foodies en healthy food guru’s.

Want overmogen vind ik opnieuw dat ik niet zo hard moet zijn voor mezelf,
dat ik meer moet leren léven, dat er vreugde zit in koken
en dat roomrijke pasta’s, Jeroen Meusbeboterde cakes
en Shoumishiaanse maaltijden daar bijhoren.

Filodeeg gevuld met een amandelpasta en gedipt in honing;
het zijn mijn favoriete Marokkaanse koekjes en
niet iedereen die probeert, is gezegend met de kunst ze te maken:
de vulling te droog, de honing te rijkelijk,
het onnodige gebruik van rozenwater.

Op mijn laagste woog ik 57, een periode van verdriet
die mijn eetlust deed verdwijnen
en tegelijkertijd vond ik daar wat blijheid in
dat ik geen zin had in de bestelde paella’s
in ons Spaans vakantiehuisje
en dat daardoor mijn buik steeds meer ging krimpen.

De leegte in mijn maag vulde zich met een misplaatste trots.

Ondertussen voel ik me niet beter, maar doe ik het omgekeerde
binge-eten op zwaardere dagen.
Met gemis denk ik terug aan de 57-maanden
en vergeet daarbij dat ik toen niet gelukkiger was.

Ik maak mezelf wijs
dat ik mijn eetervaringen niet door
schoonheidsidealen laat bepalen
en dat ik vooral gewoon gezond wil zijn,
dat een kom fruit even veel deugd doet als een vettige burger
dat ik even hard geniet van noten als van
een reep chocolade of een zak chips.

Maar ik lieg.

Ik wil mijn leven onbezorgd omwikkelen in filodeeg,
vullen met een amandelpasta
en onderdompelen in honing

Ik wil geloven
dat ik soms zoete dingen verdien.


In opdracht van Radio 1 voor de podcast ‘Lijf’ van Layla El-Dekmak, hier te beluisteren. Dank aan Layla voor de uitnodiging en aan Tess die me aan het gedicht herinnerd heeft en het me online heeft doen plaatsen.

How Sanda's death uncovers the Belgian racism problem

When after countless unsuccessful attempts it becomes completely impossible to ignore the monster any longer, Belgium admits - never unanimously and always reluctantly - that racism ‘might be’ a factor. It should be one of the first grounds to look at when people of color fall victim to any kind of violence by white people, as racism is an inherent element of the society we live in. But unfortunately, it has to be repeated over and over again, to the point of exhaustion

Read More

the Moors are coming

I get on the bus and notice how the bus driver’s
dark eyes eyebrows beard features
are speaking to me.
I know that what will come out of my mouth next is based
on my own stereotypical assumptions. I might offend.
I find myself willing to take that risk
and I greet him:
“salaam aleikoum”
“aleikoum salaam”, he answers back without hesitation.
He recognizes.
I promise myself that from this day this is the way I’ll greet
eeeeee-ver-y bus driver
our men own public transportation anyway
even when they do not own these roads

In the meantime, I hear them scream nervously:
the Moors … THE MOORS ARE COMING!

When I, later during the day, step inside a clothing store
I see how a girl I vaguely know is rushing from floor to floor
working like she owns the place and while our women own these spaces,
they do not own the numbers
she looks different.
by the time I finished my shopping, she is helping at the register
the two white ladies in front of me have no idea about
how conditioned her presence is
how she had to choose between providing
or putting faith in practice like she prefers
how she feels being undressed
with every second spent
here
how she’s less exhausted from the long hours,
more from the conflicts in and about her head.
When it’s my turn, I put two sweaters on the counter
“salaam aleikoum,” I say
“aleikoum salaam”, she answers back barely holding back a sigh of
relief.

In the meantime, I hear them scream:
THE MOORS ARE COMING!

They are speaking truth. For once. They are so very right.
While trying to ban us from everyday life,
we are coming
we are preparing between cracks unnoticed
they would rather have us be silent or soft spoken
rather see us unwilling to fight or defeated
because they confused a religion of peace with a pacifist religion
when they hear those gentle words, they shouldn’t comfort themselves
they should remind themselves that power lies in our greetings
they should remind themselves until they hear themselves screaming:

THE MOORS ARE COMING!

We are.
With each salaam we exchange
we break every law, word or thought that opposes Us,
our Being
we lock into each other’s arms, we are passing the ammunition
in these streets that they will soon not recognize.

THE MOORS ARE COMING!

They hear us knocking on their doors and they try to ignore the loud noise:
fetal position while anxiously searching for their
comforting blankets of privileges.
as if
this generation will keep asking nicely
will keep knocking softly
will
keep
knocking.

THE MOORS ARE COMING!

And they fail to realize we are already here
putting in weight until we bust down doors,
throw in windows,
break down houses
until we’re face to face
and hear the shaking in their voice
“n…no hea-headscarves all-allowed here
and ca-can you be less black pl-please”
while they hold on to their little minds
and remain blind for the weak position they’re in:
there is no room for demands in between the space
of our faces nearly touching each other
while we can still
hear the shaking in their voice
see the fear in their eyes,
see the sweat rolling down their foreheads.

be fearful, the Moors have arrived.

Salaam aleikoum.

picture by Zara Samiry

picture by Zara Samiry

X

In between wrestling with whiteness and writing
we are here. We mark X.

we die a million deaths before going to bed
we find the last morsel of hope left under our pillows
where we are finally able to lay down our heads,
smell peace and taste rest,
wake up in the morning to start over again.
we eat dry chunks of life for breakfast,
swallow down the weight of our breaths
with exhales of gratitude for suns after moons.

In between wrestling with writing and worship
we are here. We mark X.

we step into the stories of those before us
walk into their prophecies, write down their memorised maps,
wonder how they survived after execution, fall asleep on their laps;
we wake up to the sound of bleating goats
who teach us how to kill the nearing wolf and cut the fox’s throat.

we remember where to find love and dreams:
where we are. Here, where we and we’s who went marked X.

when we choose life by all pain necessary,
we mark X
and we repeat to not forget:
in between words and Worlds,
Malcolm lives.
Malcolms live.

Jambon en de cultuursector: het verhaal van de landing op koud beton

Diepe zucht voor wie het niet graag ziet, maar ik ben er weer om de dieperik in te duiken en ik trek inderdaad alles rond mij mee dat ik kan meetrekken. Bind de touwtjes van jouw zwembroekje goed vast want het water is koud en de plons is diep.

Laat ik je, terwijl ik jouw hand vastneem vlak voor de sprong, zeggen dat ik het oprecht fijn vind dat je tot hier bent geraakt. Eindelijk. Het heeft je slechts twee eeuwigheden gekost. Maar goed, we kunnen nu naar beneden duiken. Onderweg vertel ik je het verhaal d’un homme qui tombe d’un immeuble de 50 étages.

Read More

wanneer ministers huilen

Ik moet dit stuk heel eerlijk beginnen. De klimaatstrijd zoals die in België vorm en aandacht kreeg, heb ik vooral vanop grote afstand gevolgd. Al was ik het volledig eens met de eisen en aanklachten die geformuleerd werden, toch voelde ik enige argwaan over hoe de beweging op initiatief van klimaatspijbelaars leek te starten, groeide en ontwikkelde.

Read More

Kritiek heeft geen keus

As we attempt to analyze dialogue as a human phenomenon, we discover something which is the essence of dialogue itself: the word. But the word is more than just an instrument which makes dialogue possible; accordingly, we must seek its constitutive elements. Within the word we find two dimensions, reflection and action, in such radical interaction that if one is sacrificed — even in part — the other immediately suffers. There is no true word that is not at the same time a praxis. Thus, to speak a true word is to transform the world.”

Read More

Beste Arm Vlaanderen

Vorige week kwam ik volgende tweet tegen: ‘Gezocht voor een artikel op @KnackFocus.be: moslims die willen getuigen over waarom ze wel of niet festivals bezoeken. Mij contacteren kan in DM of via (…)’. Al snel kwamen er reacties. Niet de verwachte reacties. Verschillende mensen, vele moslims, reageerden sarcastisch op het verzoek. En terecht. Arm Vlaanderen, jouw obsessie met moslims is groot dus je wil ze kunnen onderzoeken. Moslims als een studieobject, de parasiterende journalistiek.

Read More