oneven dagen
De eerste berichten over de komst van de maand ramadan zag ik zo’n vier hele maanden geleden al verschijnen (overdrijf anders). Fellow moslims die ongeduldig aftellen tot de nieuwe heilige maand er eindelijk weer is. De laatste jaren ben ik me steeds meer bewust van het contrast tussen mij en hen. Ik tel niet ongeduldig af. Ik ben dankbaar, oprecht en diep dankbaar dat ik een nieuwe ramadan mag meemaken en ik hoop met heel mijn hart dat ik er nog velen mag ervaren. Ook ik voel hoe gezegend deze maand is. Maar ik zie de maand niet naderen met een ongeduldig enthousiasme, eerder met een dreigende bezorgdheid.
Meer nog dan tijdens andere maanden is ramadan de ideale periode om religiositeit te tonen. Het biedt een mooie gelegenheid om instagram- of twittertips met anderen te delen over hoe een betere moslim te zijn, om foto’s te posten van gezellige familie-etentjes, om bereikte goals à la hoever je al bent geraakt in het lezen van je quran te posten. Het zijn vaak handelingen gebaseerd in iets oprecht: elkaar verder willen helpen en motiveren. Al kan moeilijk ontkend worden dat met de instagramificatie van zo veel aspecten van ons leven, waaronder religie, een steeds groter deel toch ook gewoon bragging and boasting is. Of het nu is om te motiveren of op te scheppen, voor mij maakt het de ramadan vaker wel dan niet een periode van extra schuld en schaamte voor het niet zijn van de perfecte moslim die ik op de apps of in mijn omgeving zie verschijnen, van vechten tegen dat idee van die perfectie en tegen het constante vergelijken met anderen. Terwijl ramadanadviezen bijvoorbeeld tips bevatten over meer extra vrijwillige gebeden te verrichten, is mijn grootste bekommernis dat ik mijn vijf verplichte salahs wel bid, nog los van of ik dat op tijd doe of niet. Mijn geloof beleven en versterken vanuit een vorm van liefde met ruimte voor groei en net niet geworteld in die schuld en schaamte is een moeilijk en lang(zaam) proces. Het voelt zwaar soms, tijdens de ramadan al helemaal. Dus ik verwelkom de maand met dankbaarheid, ja, maar een die bitterzoet proeft. Het zijn vier weken waarin ik kan werken aan mezelf en mijn relatie met Allah, maar het zijn ook vier weken waarin ik voortdurend moet vechten tegen (het idee van) wat ik zou moeten doen, maar niet doe, wie ik zou moeten zijn, maar niet ben, wat ik zou moeten voelen, maar niet voel.
De fysieke honger kan ik doorgaans goed aan zoals de meesten onder ons (sommige dagen met iets meer gezeur, though), maar omgaan met de intensiteit van mijn emotionele en mentale processen lijkt de grotere worsteling in te houden. We zijn nu dag vier. Op dag één heb ik gehuild. Op dag drie ook. De eerste dag verbrak ik mijn vasten met een dadel, een halve kom soep en een woordenwisseling met één van mijn naasten. De derde dag voelde ik me pijnlijk alleen aan een volle tafel omdat ik als single dertigplusser geen gezinnetje heb waarmee ik samen onze eigen ramadangewoontes in het leven kan roepen (een gevoel dat de hele maand aansleept, maar op sommige dagen wat sterker is want getriggerd door het een of ander). Ik wacht af wat de vijfde dag zal brengen.
Ook dit is ramadan voor mij. Dat is het al een aantal jaren. Maar zelden tot nooit voel ik de ruimte het hierover te hebben, dergelijke ervaringen te delen of erover te lezen. Over hoe ondanks dat de maand zoveel licht met zich meebrengt, ze op verschillende momenten en voor vele mensen toch nog donker kan voelen.
Maar ik ben dankbaar, met mijn bitterzoete dankbaarheid. Al was het maar voor de oneven dagen. De dagen waarop ik mijn hoofd na een crybaby sessie moegehuild op Allah’s schoot leg. En even rust vind.