Yaythma wa souythma

Artists are here to disturb the peace.’ Van alle quotes van James Baldwin die ons de voorbije jaren steeds meer passeren, moet dit één van mijn favorieten zijn. Citaten durven wel eens een warm aandenken te vormen aan mensen die er niet meer zijn. Jammer genoeg vaak niet meer dan dat. Maar deze zin geeft me het gevoel dat Baldwin naast mij staat, mij in mijn oor fluistert en mij herinnert aan waarom ik hier op de wereld ben.

Ik vraag me af of we ook het omgekeerde kunnen stellen: als artiesten hier zijn om de vrede te verstoren, geldt omgekeerd dan ook dat verstoorders van de vrede artiesten zijn? Nee, niet per se en niet altijd. Maar in sommige gevallen wel.

Toen ik in 2011 in Marokko was met mijn familie, bleven we een aantal dagen in Asilah. Een kleine ku(n)ststad in het Noorden van Marokko. Alleen maar hartjes voor die stad. Ik vond de blauwe muren er van een feller blauw dan de blauwe stad Chefchaouen, ik vond er een authenticiteit die de stad – in tegenstelling tot grote zus Tanger – kon behouden ondanks de toch duidelijk aanwezige, maar niet storende toeristen (waartoe ik mezelf niet rekende). En ik vond er kunstwerken op de straatmuren. O-ver-al. Echt overal.

Een paar weken geleden bezocht ik het Moco museum in Amsterdam, waar lopende tentoonstellingen te zien zijn van Icy & Sot en Banksy, alle drie ook wel ‘disturbing artists’ te noemen. De expo rond Banksy’s werk vindt plaats zonder zijn toestemming, maar dat heeft eerdere tentoonstellingen niet tegengehouden. Het bezoek zorgde voor een dubbele en eerder bittere ervaring, wetende dat het werk van Banksy niet thuishoort in een museum en hoe hij zelf tegenover musea staat: ‘I think a museum is a bad place to look at art.’ Het voelde een beetje als kijken naar een vogel in een kooi.

Eén van de kamers heette ‘Anti-capitalism’, terwijl bezoekers verder onderaan de trap, waar ik een half uur geleden stond, konden aanschuiven om een toegangskaartje te betalen; terwijl je in het museumwinkeltje een skateboard met Banksy-print kon kopen, ‘special offer, 3 for €300’. Bon soit, dat is een ander verhaal. Banksy zou in ieder geval beter passen op de kunstmuren in Asilah. Misschien dat hij er ergens al tussenhangt.

Eén van de kunstwerken in Asilah die me stil maakte en is bijgebleven, is een muur-tekening waarop een jongetje uitkijkt over de zee, terwijl zijn schaduw als een schim ver over het water strekt. Onderaan de tekening staat in het Arabisch en het Spaans: ‘Aan alle mensen die hun leven hebben verloren in de Straat’. Bedoeld wordt de Straat van Gibraltar, waar – dat hoef ik niet te vertellen – over de jaren heen steeds meer mensen in de hoop op een betere toekomst, de dood vonden.

‘Artists are here to disturb the peace.’

Een andere herinnering aan de stad is een kunstgalerij verstopt in een overdekt doorgangetje, vlak aan een grote uitkijkplek over het water. Alsof we rond ons nog niet genoeg verwend werden met kunstwerken. Allemaal schilderijen in het grotere schilderij dat de stad zelf was, als een baboesjka.

Terwijl we op een van die dagen door de stad wandelden, kwamen we voorbij een kleine betoging. Het was voor mij de eerste keer dat ik in Marokko een manifestatie zag. Het waren leden van de 20-februari-beweging die zich verzamelden.

Al was ik toen al geïnteresseerd in wat er gebeurde en waar deze beweging voor stond (het aankaarten van problemen in Marokko, geïnspireerd door en met steun voor de onrust in Tunesië en Egypte), het was pas bij het ontstaan van de Hirak-beweging na de moord op vishandelaar Mohcine Fikri in 2016 dat ik me bewuster werd van de burgerrechtenbewegingen in Marokko. Hun specifieke eisen betroffen de bouw van een universiteit, een ziekenhuis, de demilitarisering van het gebied, … kortom: basisrechten. De protesten bereikten me sneller via sociale media en de toespraken van protestleiders als Nasser Zefzafi werden in het Nederlands ondertiteld.

De reactie op de vreedzame protesten werd al snel gewelddadig. De voorbije jaren werden duizenden demonstranten opgepakt, waaronder minderjarige kinderen. De lijst van politieke gevangenen telt ondertussen ruim honderd namen. Een aantal weken geleden kregen 54 opgesloten activisten hun straf te horen. Vier prominente figuren, waaronder Zefzafi, kregen een celstraf van twintig jaar. Andere celstraffen gingen van één tot vijftien jaar, alles samen meer dan driehonderd jaar.

Vele onlineplatformen wijzen op het ziekelijk verschil met de straf die Daniel Galván in 2011 kreeg voor het verkrachten van zeker elf kinderen in een Marokkaans stadje. Na amper achttien maanden van de dertig jaar te hebben uitgezeten, kreeg deze Spaanse burger een koninklijk pardon als diplomatiek gebaar richting Spanje.

Het volk protesteerde, maar tot een poging om de beslissing terug te draaien kwam het pas nadat Galván naar Spanje was kunnen vluchten met een vervallen paspoort. Ook de Franse burger Hervé Le Gloannec kreeg voor gelijkaardige feiten vijf jaar gepardonneerd. Maar mensenrechtenactivisten krijgen twintig jaar, begrijpe wie kan.

Onder de politieke gevangenen zit artiest Badr Boulahjal, lid van de Riffijnse muziekgroep Agraf. Agraf is een band waarvan de muziek al langer complexloos vertrekt vanuit de Riffijnse identiteit en stem geeft aan de benadeling die Riffijnen ondergaan. Hun steun aan de Hirak-beweging was geen verrassing. Ze komt ook terug in hun nieuw werk, want ondanks de opsluiting van Boulahjal zijn ze gewoon blijven doorgaan.

Agraf draagt dit lied op aan ‘onze geschiedenis, onze helden en martelaren, alsook aan onze gevangenen en de volgende generaties’. Op het einde van de video is een opname te zien van het proces van een dertigtal activisten. Tijdens de zitting begon Zefzafi onder andere ‘Liever de dood dan minachting’ en ‘Leve de Rif’ te scanderen. Het aanwezige publiek beantwoordde zijn roep met dezelfde woorden. Het proces werd uitgesteld.

‘Artists are here to disturb the peace.’

In de protestbeweging spelen ook vrouwen een grote rol: verschillende activisten benadrukken hun steun, moed en leiding in de beweging. Zo was Silya Ziani, zangeres en inmiddels actrice, een van de voortrekkers van de protesten, die bovendien dicht bij Zefzafi stond. Ook zij werd opgepakt (eerder: ontvoerd, zoals dat ook bij anderen gebeurde), maar uiteindelijk werd ze door de koning gepardonneerd. Onmiddellijk na haar vrijlating moest ze in het ziekenhuis worden opgenomen omwille van haar slechte behandeling in de gevangenis en de psychologische tol die deze traumatische ervaring van haar had geëist.

Beeldend kunstenaar Axil Tinsti werd opgepakt omdat hij Zefzafi had durven vereeuwigen in een muurschildering. Bij zijn vrijlating kort daarna liet de politie hem nog weten dat hij hen ‘onnodig werk’ had bezorgd. ‘Als je een naakte vrouw had geschilderd, had niemand je daarop aangesproken. Maar je koos ervoor om deze misdadiger te schilderen.’

De gevangenen die twintig jaar kregen, werden veroordeeld voor het bedreigen van de staatsveiligheid. Zefzafi zelf werd gezocht en opgepakt omdat hij een vrijdagspreek in een moskee in Al Hoceima zou hebben verstoord en daarmee de godsdienstvrijheid zou hebben geschonden. Moskeegangers hadden bij Zefzafi geklaagd over hoe de imam overheidspropaganda verkocht en zich daarvoor foutief op islamitische bronnen baseerde, iets waar ook sommige Europese imams zich schuldig aan maakten.

Ik bekijk de opname van dat moment terug, het moment waarop Zefzafi de mensen in de moskee intens aanspreekt. Ik herbekijk andere toespraken, zoals de allereerste die ik van hem zag. Ik zie het publiek rond hem, hoe toeschouwers vol emotie reageren, hoe hij de mensen vuur en hoop geeft. En ik kan me niets anders afvragen dan: is dit geen dichter?

Baldwins gefluister klinkt steeds luider: 'Artists are here …'

Strijdbare groet,

Anissa


gepubliceerd op rektoverso.be.